Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Havens en Sport
Kruimelpad
Een nieuwe bouwcode voor Antwerpen
Als schepen van Stadsontwikkeling en Ruimtelijke Ordening trok ik de onderhandelingen over een nieuwe bouwcode in Antwerpen. Vrijdag 28 april werd die op een persconferentie voorgesteld. Maar wat betekent nu zo’n nieuwe bouwcode?
Minder regels, meer duidelijkheid
De helft van de bouwkranen staat in Antwerpen en de andere helft is onderweg. Een boutade, inderdaad. Er wordt gebouwd en verbouwd in deze stad dat het een lieve lust is. En dat is een goed teken. Tegelijkertijd gaat al dat bouwen en verbouwen met een enorme hoeveelheid aan steeds complexere regels gepaard. Deze nieuwe bouwcode pakt het anders aan.
We snoeien in de wildgroei aan regeltjes die door de jaren heen is gegroeid. We focussen op hoofdlijnen. Een nieuwe bouwcode met minder regels en meer duidelijkheid en vooral, meer vertrouwen in wie in Antwerpen wil investeren.
De nieuwe bouwcode heeft ook aandacht voor vergroening en verblauwing. Meer openbaar groen én een slimme omgang met water dus. Daarnaast focust de nieuwe bouwcode op betaalbare woonvormen en formuleerden we technische richtlijnen voor parkeren, duurzame energietechnieken en detailhandel en ruimte voor economie.
Hoe concreet is die bouwcode?
Met het Strategisch Ruimteplan Antwerpen (SRA), kijken we slim ruimtelijk ambitieus naar hoe we de stad de volgende decennia vormgeven. Dat ruimteplan, die visie, is in opmaak. De bouwcode vertaalt die visie verder naar generieke voorschriften voor het grondgebied van de stad Antwerpen.
Een stadsgroenfonds
Waarom is er nu een nieuwe bouwcode nodig? Wel, we verwachten een stevige bevolkingsgroei de komende jaren. Die moet slim opgevangen worden. Liefst doordacht in de hoogte, rond stations en op grote percelen in brede straten bijvoorbeeld. Zo kunnen we “op het maaiveld” meer bomen, park, open ruimte, speelgelegenheid voorzien. In ruil voor de bijkomende verdichting zet de stad in op ontharding en vergroening.
Hoger kunnen bouwen heeft natuurlijk wel een impact op de waarde van een perceel. Bouwheren leveren hiervoor een faire bijdrage aan een nieuw stadsgroenfonds. Dit stadsgroenfonds zal dan samen met overheidsmiddelen ingezet worden voor ontharding, aankoop van groenzones en bijkomende vergroening. Dat deden we als stadsbestuur deze legislatuur bijvoorbeeld met de aankoop van het Ferrarisbos in Wilrijk.
Dit transitietraject doorlopen we samen met de Stadsbouwmeester. We gaan daarbij verstandig om met potentieel, eerder dan te vertrekken vanuit de klassieke harmoniebenadering. Slim met de ruimte omgaan in plaats van halsstarrig aan al te dwingende regels vast te houden; daar draait het om.
Uiteraard moet deze verdichting gepaard gaan met respect voor de omwonenden (privacy, overlast) en met de nodige aandacht voor ruimtelijke veiligheid, anders gezegd, hoe je de openbare ruimte op de meest veilige manier invult; of hoe die openbare ruimte het grootst mogelijke veiligheidsgevoel garandeert.
Een tweede leven voor erfgoed
Wat erfgoed betreft ligt de focus op het mogelijk maken van een tweede leven, de herbestemming. Die is immers de grootste garantie voor een lang leven. Erfgoed bescherm je door het functioneel te houden, want dan blijft het onderhouden. Het alternatief is leegstand, met uiteindelijk hoog oplopende kosten.
Nu primeert bij erfgoed het behoud van het interieur boven alle andere voorschriften. Zo is het vandaag zeer moeilijk om een lift te plaatsen in een gebouw met historische vloerbalken of keldergewelven, waardoor dit gebouw niet integraal toegankelijk kan worden gemaakt. Daardoor is het dus onbruikbaar voor publieke doeleinden.
De renovatie van het stadhuis is een goed voorbeeld van hoe je moet ‘snoeien om te bloeien’. We hebben nieuwe loggia’s in het historische dak gebouwd en zo het Verlicht Verdiep gecreëerd. Zo kan het stadhuis als erfgoed verder leven.
Strenge erfgoedregels maken bijvoorbeeld ook isoleren moeilijk. Hier vragen we dus om een grotere pragmatiek. We werken sowieso obstakels weg die isolatie van huizen bemoeilijken, door isolatie voorrang te geven op de soms wat strenge harmonieregel/“buurtzichten”/erfgoedregels uit het verleden. Minder regels, meer vertrouwen.
Slimme groenblauwe compensatiemogelijkheden
Bij bestemmingswijziging voeren we een ontpitting en/of onthardingseis in van minimaal 20%. Dit geldt – en dat is nieuw - ook voor de ondergrond, als die verhard is. Daarnaast geldt de regel dat op percelen maar 1/3e van de open ruimte verhard mag zijn (ingenomen door terras, oprit, toegangswegen,..). Maar we geven mensen hier meer vrijheid dan vroeger én stimuleren hen om hun perceel klimaatrobuust te maken.
Maak je je oprit waterdoorlatend, plant je bomen aan, vang je regenwater op of vergroen je je gevel? Dan mag je in ruil meer terras aanleggen als je wil. Wil je je voortuin ontharden door een karrespoor te voorzien in ruil voor een groter terras of tuinberging in de achtertuin; dan kan dat. Een extra carport in ruil voor vergroening van bestaande platte daken, wat nu niet verplicht is? Idem! Wie meer wil verharden kan dus gebruikmaken van de groenblauwe compensatiemogelijkheden.
We werken zoals gezegd ook obstakels weg die isolatie van huizen bemoeilijken en maken ook kleinschalige energie opwekking mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan stedelijke windenergiesystemen als optopping van bestaande en nieuwe hoge gebouwen of aan de plaatsing van buitenunits van warmtepompen. We stappen ook af van de “donkere roofing” om het hitte effect in de stad tegen te gaan. Lichtgetinte roofing heeft het bijkomende voordeel dat ze ook de opwarming van het gebouw zelf tegengaan, en het rendement van zonnepanelen verhogen. Kortom, meer vertrouwen in de Antwerpenaar en iedereen die in de stad wil investeren!
Een gezonde woonmix
We garanderen kwaliteit door minimale oppervlaktenormen voor appartementen op te nemen in de bouwcode. We leggen die minima realistisch vast, omdat dit anders druk zet op het betaalbaar wonen. Ook beschermen we de eengezinswoning tegen opdeling en verplichten we een gezonde mix van het woonaanbod (woningtypes- en grootte).
Voor de grotere projecten betekent dit dus bijvoorbeeld een mix van 3-slaapkamerappartementen, 2-slaapkamerappartementen en 1-slaapkamerappartementen, waardoor je een heel divers publiek kan bedienen.
Hospitawonen (op kot gaan) wordt mogelijk in ééngezinswoningen. Het “kotmadamprincipe”, zeg maar. We stellen een maximum van twee studenten per eengezinswoning in. We hebben ook aandacht voor nieuwe trends die vooral bij jongeren/starters populair zijn: zoals woningdelen/co-living. Samenhuizen wordt dus mogelijk gemaakt. Van woningdelen (small) en co-living (medium) gaat het richting co-housing (large). Zo zal er duurzaam samengeleefd worden in een eengezinswoning; bijvoorbeeld door twee jonge koppels. Ook grotere co-livingprojecten worden gefaciliteerd, weliswaar onder bepaalde voorwaarden zodat kwaliteit wordt gegarandeerd.
Wat met de auto?
De focus blijft liggen op parkeren op eigen terrein. Dat geldt zowel voor fiets als auto. We faciliteren ook buurtparkings en het meervoudig gebruik van parkings.
Conclusie
Van 47 naar 33 artikels zijn we geëvolueerd. Dat levert een nieuwe bouwcode met minder regels, meer duidelijkheid en vooral ook meer vertrouwen op. Minder regels, maar meer eigentijdse thema’s. De wereld is immers veranderd, denk aan economie, klimaat en energie bijvoorbeeld. Slim omgaan met de ruimte die er is; daar draait het om.