Trajectcontroles zijn een belangrijk instrument om de verkeersveiligheid te verbeteren, maar de manier waarop ze worden toegepast, moet rechtvaardig en duidelijk zijn. “We streven naar nul verkeersslachtoffers, daarvoor moeten we ook evolueren naar nul verkeersovertreders en dus nul inkomsten uit verkeersboetes. Handhaving is daarbij een middel, geen doel op zich”, benadrukt De Ridder. 

Uitgebreide studie naar snelheidshandhaving 

Om te onderzoeken hoe lokale besturen snelheidshandhaving aanpakken, wordt er dus een uitgebreide studie uitgevoerd. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken heeft een lopende raamovereenkomst ter uitvoering van haar onderzoeksagenda verkeersveiligheid, waarbij de opdracht via minicompetitie wordt gelanceerd. De studie zal een doorlooptijd kennen van 12 maanden en richt zich op drie kernonderdelen: objectief dataonderzoek, bevraging en interviews bij lokale besturen en private partners en tot slot ook een vergelijkende analyse tussen de gemeenten die verschillende handhavingsmodellen hanteren. 

Deze studie zal concrete aanbevelingen formuleren om de handhaving te optimaliseren. Hierbij wordt specifiek gekeken naar de transparantie van trajectcontroles, de logica en coherentie van snelheidsregimes en de bestemming van boeteopbrengsten. 

Voorkomen van misbruik en commerciële belangen 

De studie is er onder andere gekomen omdat de voorbije jaren minstens de perceptie werd gecreëerd dat sommige gemeenten of private partners trajectcontroles inzetten op locaties die financieel het meest opbrengen, in plaats van op plekken waar de verkeersonveiligheid het grootst is. “Het is onaanvaardbaar dat private bedrijven of lokale besturen een financieel belang hebben bij het uitschrijven van zoveel mogelijk boetes”, zegt De Ridder.  

Boetes moeten terugvloeien naar verkeersveiligheid 

De Vlaamse Regering stelt daarom expliciet dat elke euro afkomstig uit boetes integraal moet terugvloeien naar verkeersveiligheid. De evaluatie zal erop toezien dat handhaving daadwerkelijk bijdraagt aan veiliger verkeer en niet louter een inkomstenbron wordt. “Het is totaal niet de bedoeling om bepaalde lokale besturen te viseren. Het onderzoek moet hen waar nodig net richtlijnen geven om snelheidshandhaving eerlijker én effectiever te maken. Net zoals bij de studie van gevaarlijke punten moeten de onderzoeksresultaten niet in een lade belanden, maar leiden tot een handhavingsbeleid waar een breed draagvlak voor bestaat”, besluit de minister.